Naar inhoud springen

hoogspringen

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 02:00 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoog·sprin·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogspringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hoogspringen o het

  1. (sport) atletiekdiscipline waarbij het de bedoeling is over een tussen twee staanders bevestigde lat of touw te springen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hoogspringen


onvolledig

Werkwoord

hoogspringen

  1. inergatief (sport) over een hooggeplaatste, tussen twee staanders bevestigde lat of touw proberen springen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be