herenigen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van herenigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herenigen | te herenigen | ||||||||
toekomend | zullen herenigen | te zullen herenigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben herenigd | te hebben herenigd | ||||||||
toekomend | herenigd zullen hebben | herenigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
herenigend | herenigd | ev. herenig |
mv. verouderd herenigt |
herenige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | herenig | herenigt | herenigt | herenigt | herenigt | herenigen | herenigen | herenigen | |||
verleden (o.v.t.) | herenigde | herenigde | herenigde | herenigde | herenigde | herenigden | herenigden | herenigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal herenigen | zult/zal herenigen | zult/zal herenigen | zult herenigen | zal herenigen | zullen herenigen | zullen herenigen | zullen herenigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou herenigen | zou herenigen | zou(dt) herenigen | zoudt herenigen | zou herenigen | zouden herenigen | zouden herenigen | zouden herenigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb herenigd | hebt herenigd | hebt/heeft herenigd | hebt herenigd | heeft herenigd | hebben herenigd | hebben herenigd | hebben herenigd | |||
verleden (v.v.t.) | had herenigd | had herenigd | had herenigd | hadt herenigd | had herenigd | hadden herenigd | hadden herenigd | hadden herenigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal herenigd hebben | zal/zult herenigd hebben | zult/zal herenigd hebben | zult herenigd hebben | zal herenigd hebben | zullen herenigd hebben | zullen herenigd hebben | zullen herenigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou herenigd hebben | zou herenigd hebben | zou/zoudt herenigd hebben | zoudt herenigd hebben | zou herenigd hebben | zouden herenigd hebben | zouden herenigd hebben | zouden herenigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm herenigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt herenigd | er is herenigd | |||||||||
verleden | er werd herenigd | er was herenigd | |||||||||
toekomend | er zal herenigd worden | er zal herenigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou herenigd worden | er zou herenigd zijn | |||||||||
lijdende vorm herenigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herenigd worden | herenigd te worden | ||||||||
toekomend | herenigd zullen worden | herenigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | herenigd zijn | herenigd te zijn | ||||||||
toekomend | herenigd zullen zijn | herenigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word herenigd | wordt herenigd | wordt herenigd | wordt herenigd | wordt herenigd | worden herenigd | worden herenigd | worden herenigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd herenigd | werd herenigd | werd herenigd | werdt herenigd | werd herenigd | werden herenigd | werden herenigd | werden herenigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal herenigd worden | zult herenigd worden | zult herenigd worden | zult herenigd worden | zal herenigd worden | zullen herenigd worden | zullen herenigd worden | zullen herenigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou herenigd worden | zou herenigd worden | zou/zoudt herenigd worden | zoudt herenigd worden | zou herenigd worden | zouden herenigd worden | zouden herenigd worden | zouden herenigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben herenigd | bent herenigd | bent/is herenigd | zijt herenigd | is herenigd | zijn herenigd | zijn herenigd | zijn herenigd | |||
verleden (v.v.t.) | was herenigd | was herenigd | was herenigd | waart herenigd | was herenigd | waren herenigd | waren herenigd | waren herenigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal herenigd zijn | zult herenigd zijn | zult herenigd zijn | zult herenigd zijn | zal herenigd zijn | zullen herenigd zijn | zullen herenigd zijn | zullen herenigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou herenigd zijn | zou herenigd zijn | zou/zoudt herenigd zijn | zoudt herenigd zijn | zou herenigd zijn | zouden herenigd zijn | zouden herenigd zijn | zouden herenigd zijn |