havenhoofd

Uit WikiWoordenboek
De havenhoofden van Darlowo, Polen
Foto: Monika Dydek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ven·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord havenhoofd havenhoofden
verkleinwoord havenhoofdje havenhoofdjes

Zelfstandig naamwoord

het havenhoofdo

  1. (bouwkunde), (scheepvaart) een golfbreker waarmee rustig water aan de ingang van een haven wordt verkregen
    • Aan het einde van dit havenhoofd is een lichtbaken, een zogenaamde 'lichtopstand' geplaatst. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be