grit
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grit
Woordherkomst en -opbouw
- [A] van Engels grit [1], in de betekenis van ‘schelpengruis’ voor het eerst aangetroffen in 1903 [2] [3]
- [B] uitspraakvariant van griet in streektalen [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grit | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
[A] grit o
- schelpengruis (bijv. als bijvoer voor kippen)
- gruis (van kleine steentjes) wat ter absorptie wordt gebruikt of om mee te zandstralen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
[B] grit m
- (steltloperachtigen) bepaald soort vogel, Limosa limosa
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord grit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "grit" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ grit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "grit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ grit op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
Woordafbreking
- grit
Woordherkomst en -opbouw
- [A] erfwoord Ontwikkeld uit Middelengels grete, griet, Oudengels grēot (mogelijk beïnvloed door [B]), uit Germaans *greuta-, verwant aan Duits Grieß. [1]
- [B] erfwoord Ontwikkeld uit Middelengels grytt, gruttene, Oudengels grytta, gryttan, uit Germaans *grutja- “fijngemalen stukjes”, verwant aan Duits Grütze, Nederlands gort, grutten. [2]
- [C] Afgeleid van [A].
Zelfstandig naamwoord
[A] grit
- gruis (van kleine steentjes)
- (eenheid) de mate van de ruwheid van schuurpapier (hoe kleiner het getal, hoe ruwer)
- (geologie) steenlaag van kleine steentjes
- (figuurlijk) lef, durf
[B] grit (meestal grits mv)
Werkwoord
[C] grit
- (zegswijze) in ~ one's teeth: 1. (de tanden) knarsen, knarsetanden, 2. door de zure appel bijten
- overgankelijk met gruis bedekken
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron grit1, second edition (1989) in: Oxford English Dictionary op oed.com
- ↑
Weblink bron grit2, second edition (1989) in: Oxford English Dictionary op oed.com
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Steltloperachtigen in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 76 %
- Prevalentie Vlaanderen 55 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Erfwoord in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Eenheid in het Engels
- Geologie in het Engels
- Figuurlijk in het Engels
- Voeding in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Zegswijze in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels