lef
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lef
Woordherkomst en -opbouw
- [A] Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘Bargoens: moed’ voor het eerst aangetroffen in 1860. [1] [2]
- Herkomst: Jiddisch לבֿ (leyv), uit Hebreeuws לב (lev) “hart”. [3]
- [B] Nevenvorm van laf, voor het eerst aangetroffen bij Kiliaan. [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lef | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) (spreektaal) durf, branie, moed
- Je moet het lef maar hebben!
Synoniemen
Bijvoeglijk naamwoord
[B] lef
Anagrammen
Vertalingen
branie, moed
Gangbaarheid
- Het woord lef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "lef" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "lef" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lef op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ lef op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Spreektaal in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %