gjest

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • gjest
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 2469
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gjest     gjesten     gjester     gjestene  
genitief   gjests     gjestens     gjesters     gjestenes  

Zelfstandig naamwoord

gjest, m

  1. (maatschappij) een persoon die het huis van een ander bezoekt, bezoeker, gast (mannelijke vormen), bezoekster, gaste (vrouwelijke vormen),
    «Det er ikke alltid så enkelt for en husmor å få et par uventede gjester til middag.»
    Het is voor een huisvrouw niet altijd gemakkelijk om een ​​paar onverwachte gasten te krijgen voor het avondeten.
  2. persoon die in een hotel of iets dergelijks woont of deelneemt aan verschillende gezamenlijke activiteiten
    «Hotellet tar 200 gjester
    Het hotel biedt plaats aan 200 gasten.
  3. persoon die is uitgenodigd om deel te nemen aan een programma, optreden, concert of iets dergelijks
    «Han skal også være offisiell gjest på den store verdenskongressen om miljø og helse i Oslo.»
    Hij zal ook een officiële gast zijn op het grote wereldcongres over milieu en gezondheid in Oslo.
  4. een kunstenaar die optreedt op een plaats waar hij niet permanent is aangesloten
  5. een betalende bezoeker
  6. (sport), (spreektaal) sportclub die een uitwedstrijd maakt
  7. (vliesvleugeligen) glanzende gastmier, Formicoxenus nitidulus op Wikispecies
  8. (eufemisme), (historisch), (spreektaal) een lid van de Duitse bezettingsmacht (over de omstandigheden in Noorwegen 1940-1945))
  9. (historisch), (juridisch) een eiser of verweerder die buitenlands is en niet behoort tot de jurisdictie waar het proces plaatsvindt mrt brtrkking op specifieke wettelijke bepalingen
  10. (historisch) een lid van de hogere klasse van de herder van de Oudnoordse koningen, dat gebruikt werd voor wachtdiensten, politiediensten en voor verkenningsdiensten in een oorlog (over de omstandigheden in Oudnoordse tijden)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Typische woordcombinaties
  • [1]: ha gjester
gasten hebben
  • [1]: invitere gjester
gasten uitnodigen
  • [1]: uventede gjester
onverwachte gasten
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: til gjeste
onze gast (zijn)
  • [1]: ubudne gjester ("tyver")
ongenode gasten ("dieven")