vreemde

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vreem·de
Woordherkomst en -opbouw
  • zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord: vreemd
enkelvoud meervoud
naamwoord vreemde vreemden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vreemde

  1. m iemand die niet bekend is, een onbekende
    • Er zat een vreemde op zijn plek. 
     Vreemden zijn vrienden die ik nog niet heb ontmoet.[1]
  2. o: (het) vreemde (land) in datief:
    • In den vreemde. - in het buitenland. 
  3. o: iets dat verbazing opwekt
    • Het vreemde is dat hij daar nooit iets van gezegd heeft. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

vreemde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vreemd
     Na een lange dag was er niks fijner dan Coppertone onverwachts tegen te komen en van zijn vreemde combinatie te genieten.[1]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be