gieteren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van gieteren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gieteren			te gieteren
	toekomend		zullen gieteren			te zullen gieteren
voltooid	tegenwoordig		gegieterd			te gegieterd
	toekomend		gegieterd zullen			gegieterd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	gieterend		gegieterd			ev. gieter	mv. verouderd gietert	gietere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	gieter	gietert	gietert	gietert	gietert	gieteren	gieteren	gieteren
verleden (o.v.t.)	gieterde	gieterde	gieterde	gieterde	gieterde	gieterden	gieterden	gieterden
toekomend (o.t.t.t.)	zal gieteren	zult/zal gieteren	zult/zal gieteren	zult gieteren	zal gieteren	zullen gieteren	zullen gieteren	zullen gieteren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gieteren	zou gieteren	zou(dt) gieteren	zoudt gieteren	zou gieteren	zouden gieteren	zouden gieteren	zouden gieteren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij