Naar inhoud springen

gierig

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 11 nov 2019 om 10:36 (Versie door Vinvlugt (overleg | bijdragen | blokkeren) op 10 okt 2018 om 11:59 (oude versie terug))
  • gie·rig
  • In de betekenis van ‘inhalig’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • afgeleid van het Middelnederlandse gier (begerig, gretig) met het achtervoegsel -ig [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gierig gieriger gierigst
verbogen gierige gierigere gierigste
partitief gierigs gierigers -

gierig [3]

  1. geen geld of bezit aan een ander willende geven
    • Die gierige man wilde ons niet trakteren op een biertje nadat we hem hadden geholpen. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]