Naar inhoud springen

inhalig

Uit WikiWoordenboek
  • in·ha·lig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen inhaliginhaligerinhaligst
verbogen inhaligeinhaligereinhaligste
partitief inhaligsinhaligers-

inhalig

  1. van een persoon dat hij veel dingen pakt om in bezit te nemen
    • De inhalige bankier had aan een meer dan gewone bonus niet genoeg. 
  2. gierig, wel kunnen pakken maar niet kunnen geven
    • De inhalige man kon zijn bezit niet delen. 
98 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be