gaarsmoren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van gaarsmoren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gaarsmoren | gaar te smoren | ||||||||
toekomend | zullen gaarsmoren gaar zullen smoren |
te zullen gaarsmoren gaar te zullen smoren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gaargesmoord | te hebben gaargesmoord | ||||||||
toekomend | gaargesmoord zullen hebben | gaargesmoord te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
gaarsmorend | gaargesmoord | ev. smoor gaar |
mv. verouderd smoort gaar |
smore gaar (bijzin) gaarsmore | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | smoor gaar | smoort gaar | smoort gaar | smoort gaar | smoort gaar | smoren gaar | smoren gaar | smoren gaar | |||
verleden (o.v.t.) | smoorde gaar | smoorde gaar | smoorde gaar | smoorde gaar | smoorde gaar | smoorden gaar | smoorden gaar | smoorden gaar | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gaarsmoren | zult/zal gaarsmoren | zult/zal gaarsmoren | zult gaarsmoren | zal gaarsmoren | zullen gaarsmoren | zullen gaarsmoren | zullen gaarsmoren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gaarsmoren | zou gaarsmoren | zou(dt) gaarsmoren | zoudt gaarsmoren | zou gaarsmoren | zouden gaarsmoren | zouden gaarsmoren | zouden gaarsmoren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | gaarsmoor | gaarsmoort | gaarsmoort | gaarsmoort | gaarsmoort | gaarsmoren | gaarsmoren | gaarsmoren | |||
verleden (o.v.t.) | gaarsmoorde | gaarsmoorde | gaarsmoorde | gaarsmoorde | gaarsmoorde | gaarsmoorden | gaarsmoorden | gaarsmoorden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gaarsmoren gaar zal smoren |
zult/zal gaarsmoren gaar zult/zal smoren |
zult/zal gaarsmoren gaar zult/zal smoren |
zult gaarsmoren gaar zult smoren |
zal gaarsmoren gaar zal smoren |
zullen gaarsmoren gaar zullen smoren |
zullen gaarsmoren gaar zullen smoren |
zullen gaarsmoren gaar zullen smoren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gaarsmoren gaar zou smoren |
zou gaarsmoren gaar zou smoren |
zou(dt) gaarsmoren gaar zou(dt) smoren |
zoudt gaarsmoren gaar zoudt smoren |
zou gaarsmoren gaar zou smoren |
zouden gaarsmoren gaar zouden smoren |
zouden gaarsmoren gaar zouden smoren |
zouden gaarsmoren gaar zouden smoren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gaargesmoord | hebt gaargesmoord | hebt/heeft gaargesmoord | hebt gaargesmoord | heeft gaargesmoord | hebben gaargesmoord | hebben gaargesmoord | hebben gaargesmoord | |||
verleden (v.v.t.) | had gaargesmoord | had gaargesmoord | had gaargesmoord | hadt gaargesmoord | had gaargesmoord | hadden gaargesmoord | hadden gaargesmoord | hadden gaargesmoord | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gaargesmoord hebben | zal/zult gaargesmoord hebben | zult/zal gaargesmoord hebben | zult gaargesmoord hebben | zal gaargesmoord hebben | zullen gaargesmoord hebben | zullen gaargesmoord hebben | zullen gaargesmoord hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gaargesmoord hebben | zou gaargesmoord hebben | zou/zoudt gaargesmoord hebben | zoudt gaargesmoord hebben | zou gaargesmoord hebben | zouden gaargesmoord hebben | zouden gaargesmoord hebben | zouden gaargesmoord hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gaargesmoord worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gaargesmoord | er is gaargesmoord | |||||||||
verleden | er werd gaargesmoord | er was gaargesmoord | |||||||||
toekomend | er zal gaargesmoord worden | er zal gaargesmoord zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gaargesmoord worden | er zou gaargesmoord zijn | |||||||||
lijdende vorm gaargesmoord worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gaargesmoord worden | gaargesmoord te worden | ||||||||
toekomend | gaargesmoord zullen worden | gaargesmoord te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gaargesmoord zijn | gaargesmoord te zijn | ||||||||
toekomend | gaargesmoord zullen zijn | gaargesmoord te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gaargesmoord | wordt gaargesmoord | wordt gaargesmoord | wordt gaargesmoord | wordt gaargesmoord | worden gaargesmoord | worden gaargesmoord | worden gaargesmoord | |||
verleden (o.v.t.) | werd gaargesmoord | werd gaargesmoord | werd gaargesmoord | werdt gaargesmoord | werd gaargesmoord | werden gaargesmoord | werden gaargesmoord | werden gaargesmoord | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gaargesmoord worden | zult gaargesmoord worden | zult gaargesmoord worden | zult gaargesmoord worden | zal gaargesmoord worden | zullen gaargesmoord worden | zullen gaargesmoord worden | zullen gaargesmoord worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gaargesmoord worden | zou gaargesmoord worden | zou/zoudt gaargesmoord worden | zoudt gaargesmoord worden | zou gaargesmoord worden | zouden gaargesmoord worden | zouden gaargesmoord worden | zouden gaargesmoord worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gaargesmoord | bent gaargesmoord | bent/is gaargesmoord | zijt gaargesmoord | is gaargesmoord | zijn gaargesmoord | zijn gaargesmoord | zijn gaargesmoord | |||
verleden (v.v.t.) | was gaargesmoord | was gaargesmoord | was gaargesmoord | waart gaargesmoord | was gaargesmoord | waren gaargesmoord | waren gaargesmoord | waren gaargesmoord | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gaargesmoord zijn | zult gaargesmoord zijn | zult gaargesmoord zijn | zult gaargesmoord zijn | zal gaargesmoord zijn | zullen gaargesmoord zijn | zullen gaargesmoord zijn | zullen gaargesmoord zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gaargesmoord zijn | zou gaargesmoord zijn | zou/zoudt gaargesmoord zijn | zoudt gaargesmoord zijn | zou gaargesmoord zijn | zouden gaargesmoord zijn | zouden gaargesmoord zijn | zouden gaargesmoord zijn |