freestylen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van freestylen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		freestylen			te freestylen
	toekomend		zullen freestylen			te zullen freestylen
voltooid	tegenwoordig		gefreestyled			te gefreestyled
	toekomend		gefreestyled zullen			gefreestyled te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	freestylend		gefreestyled			ev. freestyle	mv. verouderd freestylet	freestyle
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	freestyle	freestylet	freestylet	freestylet	freestylet	freestylen	freestylen	freestylen
verleden (o.v.t.)	freestylede	freestylede	freestylede	freestylede	freestylede	freestyleden	freestyleden	freestyleden
toekomend (o.t.t.t.)	zal freestylen	zult/zal freestylen	zult/zal freestylen	zult freestylen	zal freestylen	zullen freestylen	zullen freestylen	zullen freestylen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou freestylen	zou freestylen	zou(dt) freestylen	zoudt freestylen	zou freestylen	zouden freestylen	zouden freestylen	zouden freestylen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij