freestyle
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- free·style
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | freestyle | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de freestyle m
- sportbeoefening waarbij de deelnemers iedere gewenste stijl of methode mogen gebruiken o.a. van toepassing bij snowboarden, skiën, skateboarden, BMX en kajakken
- bergsport zonder hulpmiddelen
stellend | |
---|---|
onverbogen | freestyle |
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
freestyle
- improviserend
- waarbij de onderdelen in variabele aantallen en in een variabele volgorde mogen worden uitgevoerd
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
freestylen |
freestyle
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van freestylen
- Ik freestyle.
- gebiedende wijs van freestylen
- Freestyle!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van freestylen
- Freestyle je?
Gangbaarheid
- Het woord freestyle staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "freestyle" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be