freestyle

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • free·style
enkelvoud meervoud
naamwoord freestyle -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de freestylem

  1. sportbeoefening waarbij de deelnemers iedere gewenste stijl of methode mogen gebruiken o.a. van toepassing bij snowboarden, skiën, skateboarden, BMX en kajakken
  2. bergsport zonder hulpmiddelen
stellend
onverbogen freestyle
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

freestyle

  1. improviserend
  2. waarbij de onderdelen in variabele aantallen en in een variabele volgorde mogen worden uitgevoerd
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
freestylen

freestyle

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van freestylen
    • Ik freestyle. 
  2. gebiedende wijs van freestylen
    • Freestyle! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van freestylen
    • Freestyle je? 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be