fraai

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fraai
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen fraai fraaier fraaist
verbogen fraaie fraaiere fraaiste
partitief fraais fraaiers -

Bijvoeglijk naamwoord

fraai

  1. van opvallende mooie kwaliteit
    • Dat was een fraai staaltje tafeltennis. 
     Kritisch te kijken naar wie je bent geworden en te reflecteren op de minder fraaie eigenschappen die er in de loop van de jaren zijn ingeslopen.[4]
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen