embedden/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van embedden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		embedden			te embedden
	toekomend		zullen embedden			te zullen embedden
voltooid	tegenwoordig		geëmbed			te geëmbed
	toekomend		geëmbed zullen			geëmbed te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	embeddend		geëmbed			ev. embed	mv. verouderd embedt	embedde
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	embed	embedt	embedt	embedt	embedt	embedden	embedden	embedden
verleden (o.v.t.)	embedde	embedde	embedde	embedde	embedde	embedden	embedden	embedden
toekomend (o.t.t.t.)	zal embedden	zult/zal embedden	zult/zal embedden	zult embedden	zal embedden	zullen embedden	zullen embedden	zullen embedden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou embedden	zou embedden	zou(dt) embedden	zoudt embedden	zou embedden	zouden embedden	zouden embedden	zouden embedden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij