dissecteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dissecteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dissecteren | te dissecteren | ||||||||
toekomend | zullen dissecteren | te zullen dissecteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedissecteerd | te hebben gedissecteerd | ||||||||
toekomend | gedissecteerd zullen hebben | gedissecteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dissecterend | gedissecteerd | ev. dissecteer |
mv. verouderd dissecteert |
dissectere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | dissecteer | dissecteert | dissecteert | dissecteert | dissecteert | dissecteren | dissecteren | dissecteren | |||
verleden (o.v.t.) | dissecteerde | dissecteerde | dissecteerde | dissecteerde | dissecteerde | dissecteerden | dissecteerden | dissecteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dissecteren | zult/zal dissecteren | zult/zal dissecteren | zult dissecteren | zal dissecteren | zullen dissecteren | zullen dissecteren | zullen dissecteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dissecteren | zou dissecteren | zou(dt) dissecteren | zoudt dissecteren | zou dissecteren | zouden dissecteren | zouden dissecteren | zouden dissecteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedissecteerd | hebt gedissecteerd | hebt/heeft gedissecteerd | hebt gedissecteerd | heeft gedissecteerd | hebben gedissecteerd | hebben gedissecteerd | hebben gedissecteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedissecteerd | had gedissecteerd | had gedissecteerd | hadt gedissecteerd | had gedissecteerd | hadden gedissecteerd | hadden gedissecteerd | hadden gedissecteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedissecteerd hebben | zal/zult gedissecteerd hebben | zult/zal gedissecteerd hebben | zult gedissecteerd hebben | zal gedissecteerd hebben | zullen gedissecteerd hebben | zullen gedissecteerd hebben | zullen gedissecteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedissecteerd hebben | zou gedissecteerd hebben | zou/zoudt gedissecteerd hebben | zoudt gedissecteerd hebben | zou gedissecteerd hebben | zouden gedissecteerd hebben | zouden gedissecteerd hebben | zouden gedissecteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedissecteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedissecteerd | er is gedissecteerd | |||||||||
verleden | er werd gedissecteerd | er was gedissecteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedissecteerd worden | er zal gedissecteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedissecteerd worden | er zou gedissecteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedissecteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedissecteerd worden | gedissecteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedissecteerd zullen worden | gedissecteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedissecteerd zijn | gedissecteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedissecteerd zullen zijn | gedissecteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedissecteerd | wordt gedissecteerd | wordt gedissecteerd | wordt gedissecteerd | wordt gedissecteerd | worden gedissecteerd | worden gedissecteerd | worden gedissecteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedissecteerd | werd gedissecteerd | werd gedissecteerd | werdt gedissecteerd | werd gedissecteerd | werden gedissecteerd | werden gedissecteerd | werden gedissecteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedissecteerd worden | zult gedissecteerd worden | zult gedissecteerd worden | zult gedissecteerd worden | zal gedissecteerd worden | zullen gedissecteerd worden | zullen gedissecteerd worden | zullen gedissecteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedissecteerd worden | zou gedissecteerd worden | zou/zoudt gedissecteerd worden | zoudt gedissecteerd worden | zou gedissecteerd worden | zouden gedissecteerd worden | zouden gedissecteerd worden | zouden gedissecteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedissecteerd | bent gedissecteerd | bent/is gedissecteerd | zijt gedissecteerd | is gedissecteerd | zijn gedissecteerd | zijn gedissecteerd | zijn gedissecteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedissecteerd | was gedissecteerd | was gedissecteerd | waart gedissecteerd | was gedissecteerd | waren gedissecteerd | waren gedissecteerd | waren gedissecteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedissecteerd zijn | zult gedissecteerd zijn | zult gedissecteerd zijn | zult gedissecteerd zijn | zal gedissecteerd zijn | zullen gedissecteerd zijn | zullen gedissecteerd zijn | zullen gedissecteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedissecteerd zijn | zou gedissecteerd zijn | zou/zoudt gedissecteerd zijn | zoudt gedissecteerd zijn | zou gedissecteerd zijn | zouden gedissecteerd zijn | zouden gedissecteerd zijn | zouden gedissecteerd zijn |