devies

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

L'Union fait la force is het devies van België
Uitspraak
Woordafbreking
  • de·vies
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zinspreuk’ voor het eerst aangetroffen in 1525 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord devies deviezen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devies o

  1. (adel) wordt een korte tekst verstaan, die de bedoeling van iets weergeeft
  2. woord of spreuk die de bedoeling moet duidelijk maken
    • Achttien nieuwe plannen tegen drukte: Wethouder Ollongren komt met nieuwe plannen om de overlast door toeristen te beperken. Spreiding is het devies.[3] 
  3. (economie) waardepapier
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen