dansen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dan·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op muziek bewegen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dansen
danste
gedanst
zwak -t volledig

Werkwoord

dansen

  1. inergatief sierlijk en ritmisch bewegen, gewoonlijk op muziek
    • Er werd gedanst op muziek uit de jaren dertig. 
    • Mag ik met je dansen vroeg de verlegen jongen aan het meisje. 
     Pogue deed wat geld in de jukebox, begon te dansen en zweepte iedereen op.[2]
     In een vak waarin zich uitsluitend Brazilianen bevonden was het feest. Ze dansten dat het een lieve lust was.[3]
  2. niet stilstaan
    • Door de enorme vermoeidheid dansten de letters voor mijn ogen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
aan een gevaar ontkomen
  • De poppen aan het dansen hebben
Problemen hebben door iets
  • Met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen
Nooit! (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs)
  • Te dom zijn om voor de du(i)vel te dansen
heel erg dom zijn
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dansen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dans

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "dansen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  3. (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be