curetteren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van curetteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | curetteren | te curetteren | ||||||||
toekomend | zullen curetteren | te zullen curetteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecuretteerd | te hebben gecuretteerd | ||||||||
toekomend | gecuretteerd zullen hebben | gecuretteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
curetterend | gecuretteerd | ev. curetteer |
mv. verouderd curetteert |
curettere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | curetteer | curetteert | curetteert | curetteert | curetteert | curetteren | curetteren | curetteren | |||
verleden (o.v.t.) | curetteerde | curetteerde | curetteerde | curetteerde | curetteerde | curetteerden | curetteerden | curetteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal curetteren | zult/zal curetteren | zult/zal curetteren | zult curetteren | zal curetteren | zullen curetteren | zullen curetteren | zullen curetteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou curetteren | zou curetteren | zou(dt) curetteren | zoudt curetteren | zou curetteren | zouden curetteren | zouden curetteren | zouden curetteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecuretteerd | hebt gecuretteerd | hebt/heeft gecuretteerd | hebt gecuretteerd | heeft gecuretteerd | hebben gecuretteerd | hebben gecuretteerd | hebben gecuretteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecuretteerd | had gecuretteerd | had gecuretteerd | hadt gecuretteerd | had gecuretteerd | hadden gecuretteerd | hadden gecuretteerd | hadden gecuretteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecuretteerd hebben | zal/zult gecuretteerd hebben | zult/zal gecuretteerd hebben | zult gecuretteerd hebben | zal gecuretteerd hebben | zullen gecuretteerd hebben | zullen gecuretteerd hebben | zullen gecuretteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecuretteerd hebben | zou gecuretteerd hebben | zou/zoudt gecuretteerd hebben | zoudt gecuretteerd hebben | zou gecuretteerd hebben | zouden gecuretteerd hebben | zouden gecuretteerd hebben | zouden gecuretteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecuretteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecuretteerd | er is gecuretteerd | |||||||||
verleden | er werd gecuretteerd | er was gecuretteerd | |||||||||
toekomend | er zal gecuretteerd worden | er zal gecuretteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecuretteerd worden | er zou gecuretteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecuretteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecuretteerd worden | gecuretteerd te worden | ||||||||
toekomend | gecuretteerd zullen worden | gecuretteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecuretteerd zijn | gecuretteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecuretteerd zullen zijn | gecuretteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecuretteerd | wordt gecuretteerd | wordt gecuretteerd | wordt gecuretteerd | wordt gecuretteerd | worden gecuretteerd | worden gecuretteerd | worden gecuretteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecuretteerd | werd gecuretteerd | werd gecuretteerd | werdt gecuretteerd | werd gecuretteerd | werden gecuretteerd | werden gecuretteerd | werden gecuretteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecuretteerd worden | zult gecuretteerd worden | zult gecuretteerd worden | zult gecuretteerd worden | zal gecuretteerd worden | zullen gecuretteerd worden | zullen gecuretteerd worden | zullen gecuretteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecuretteerd worden | zou gecuretteerd worden | zou/zoudt gecuretteerd worden | zoudt gecuretteerd worden | zou gecuretteerd worden | zouden gecuretteerd worden | zouden gecuretteerd worden | zouden gecuretteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecuretteerd | bent gecuretteerd | bent/is gecuretteerd | zijt gecuretteerd | is gecuretteerd | zijn gecuretteerd | zijn gecuretteerd | zijn gecuretteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecuretteerd | was gecuretteerd | was gecuretteerd | waart gecuretteerd | was gecuretteerd | waren gecuretteerd | waren gecuretteerd | waren gecuretteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecuretteerd zijn | zult gecuretteerd zijn | zult gecuretteerd zijn | zult gecuretteerd zijn | zal gecuretteerd zijn | zullen gecuretteerd zijn | zullen gecuretteerd zijn | zullen gecuretteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecuretteerd zijn | zou gecuretteerd zijn | zou/zoudt gecuretteerd zijn | zoudt gecuretteerd zijn | zou gecuretteerd zijn | zouden gecuretteerd zijn | zouden gecuretteerd zijn | zouden gecuretteerd zijn |