clash
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- clash
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘botsing’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1973 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | clash | clashes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
clash m
- botsing van meningen die tot een breuk kan leiden, meningsverschil
Hyponiemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
clashen |
clash
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clashen
- Ik clash.
- gebiedende wijs van clashen
- Clash!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clashen
- Clash je?
Gangbaarheid
- Het woord clash staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Frans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
clash m
- (spreektaal) meningsverschil, botsing, confrontatie
- «Y a eu un clash dans le bureau du chef, ça a gueulé!»
- Er was grote ruzie in het kantoor van de baas, er werd flink geschreeuwd! [1]
- «Y a eu un clash dans le bureau du chef, ça a gueulé!»
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans