clash

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • clash
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘botsing’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1973 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord clash clashes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

clash m

  1. botsing van meningen die tot een breuk kan leiden, meningsverschil
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
clashen

clash

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clashen
    • Ik clash. 
  2. gebiedende wijs van clashen
    • Clash! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clashen
    • Clash je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen


Frans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

clash m

  1. (spreektaal) meningsverschil, botsing, confrontatie
    «Y a eu un clash dans le bureau du chef, ça a gueulé!»
    Er was grote ruzie in het kantoor van de baas, er werd flink geschreeuwd! [1]

Verwijzingen