chloreren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van chloreren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		chloreren			te chloreren
	toekomend		zullen chloreren			te zullen chloreren
voltooid	tegenwoordig		hebben gechloreerd			te hebben gechloreerd
	toekomend		gechloreerd zullen hebben			gechloreerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	chlorerend		gechloreerd			ev. chloreer	mv. verouderd chloreert	chlorere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	chloreer	chloreert	chloreert	chloreert	chloreert	chloreren	chloreren	chloreren
verleden (o.v.t.)	chloreerde	chloreerde	chloreerde	chloreerde	chloreerde	chloreerden	chloreerden	chloreerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal chloreren	zult/zal chloreren	zult/zal chloreren	zult chloreren	zal chloreren	zullen chloreren	zullen chloreren	zullen chloreren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou chloreren	zou chloreren	zou(dt) chloreren	zoudt chloreren	zou chloreren	zouden chloreren	zouden chloreren	zouden chloreren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gechloreerd	hebt gechloreerd	hebt/heeft gechloreerd	hebt gechloreerd	heeft gechloreerd	hebben gechloreerd	hebben gechloreerd	hebben gechloreerd
verleden (v.v.t.)	had gechloreerd	had gechloreerd	had gechloreerd	hadt gechloreerd	had gechloreerd	hadden gechloreerd	hadden gechloreerd	hadden gechloreerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gechloreerd hebben	zal/zult gechloreerd hebben	zult/zal gechloreerd hebben	zult gechloreerd hebben	zal gechloreerd hebben	zullen gechloreerd hebben	zullen gechloreerd hebben	zullen gechloreerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gechloreerd hebben	zou gechloreerd hebben	zou/zoudt gechloreerd hebben	zoudt gechloreerd hebben	zou gechloreerd hebben	zouden gechloreerd hebben	zouden gechloreerd hebben	zouden gechloreerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gechloreerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gechloreerd				er is gechloreerd
verleden	er werd gechloreerd				er was gechloreerd
toekomend	er zal gechloreerd worden				er zal gechloreerd zijn
voorwaardelijk	er zou gechloreerd worden				er zou gechloreerd zijn
lijdende vorm gechloreerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gechloreerd worden			gechloreerd te worden
	toekomend		gechloreerd zullen worden			gechloreerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gechloreerd zijn			gechloreerd te zijn
	toekomend		gechloreerd zullen zijn			gechloreerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gechloreerd	wordt gechloreerd	wordt gechloreerd	wordt gechloreerd	wordt gechloreerd	worden gechloreerd	worden gechloreerd	worden gechloreerd
verleden (o.v.t.)	werd gechloreerd	werd gechloreerd	werd gechloreerd	werdt gechloreerd	werd gechloreerd	werden gechloreerd	werden gechloreerd	werden gechloreerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal gechloreerd worden	zult gechloreerd worden	zult gechloreerd worden	zult gechloreerd worden	zal gechloreerd worden	zullen gechloreerd worden	zullen gechloreerd worden	zullen gechloreerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gechloreerd worden	zou gechloreerd worden	zou/zoudt gechloreerd worden	zoudt gechloreerd worden	zou gechloreerd worden	zouden gechloreerd worden	zouden gechloreerd worden	zouden gechloreerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gechloreerd	bent gechloreerd	bent/is gechloreerd	zijt gechloreerd	is gechloreerd	zijn gechloreerd	zijn gechloreerd	zijn gechloreerd
verleden (v.v.t.)	was gechloreerd	was gechloreerd	was gechloreerd	waart gechloreerd	was gechloreerd	waren gechloreerd	waren gechloreerd	waren gechloreerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gechloreerd zijn	zult gechloreerd zijn	zult gechloreerd zijn	zult gechloreerd zijn	zal gechloreerd zijn	zullen gechloreerd zijn	zullen gechloreerd zijn	zullen gechloreerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gechloreerd zijn	zou gechloreerd zijn	zou/zoudt gechloreerd zijn	zoudt gechloreerd zijn	zou gechloreerd zijn	zouden gechloreerd zijn	zouden gechloreerd zijn	zouden gechloreerd zijn