cascadeur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cas·ca·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cascadeur | cascadeurs |
verkleinwoord | cascadeurtje | cascadeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de cascadeur m
- (persoon) acrobaat die evenwichtskunsten verricht, die zonder uitzondering met valpartijen eindigen
Gangbaarheid
- Het woord 'cascadeur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
Frans
Uitspraak
Woordafbreking
- cas·ca·deur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van het Franse cascader (struikelen) met het achtervoegsel -eur. [1] [2]
Zelfstandig naamwoord
cascadeur m
- (verouderd) onhandige struikelaar, stoethaspel
- (beroep) acrobaat die op het toneel of in een circus komische, evenwichtskunsten verricht
- (sport) evenwichtskunstenaar
- (beroep) stuntman
Bijvoeglijk naamwoord
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Persoon in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 9
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Achtervoegsel -eur in het Frans
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Verouderd in het Frans
- Beroep in het Frans
- Sport in het Frans
- Bijvoeglijk naamwoord in het Frans