cascadeur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cas·ca·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cascadeur cascadeurs
verkleinwoord cascadeurtje cascadeurtjes

Zelfstandig naamwoord

de cascadeurm

  1. (persoon) acrobaat die evenwichtskunsten verricht, die zonder uitzondering met valpartijen eindigen

Gangbaarheid

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
Woordafbreking
  • cas·ca·deur
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

cascadeur m

  1. (verouderd) onhandige struikelaar, stoethaspel
  2. (beroep) acrobaat die op het toneel of in een circus komische, evenwichtskunsten verricht
  3. (sport) evenwichtskunstenaar
  4. (beroep) stuntman

Bijvoeglijk naamwoord

  1. struikelend

Verwijzingen