cache

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cache
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Frans of Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord cache caches
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

cache v / m [1]

  1. (informatica) tijdelijk geheugen voor snelle toegang (tot schijfgegevens), cachegeheugen
    • Tijdelijke gegevens worden opgeslagen in een cache. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
cache caches

Zelfstandig naamwoord

cache

  1. (informatica) cache


Frans

Uitspraak

Werkwoord

vervoeging van
cacher

cache

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van cacher
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van cacher
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van cacher


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
cachar

cache

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cachar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cachar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cachar


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • cache
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

cache v

  1. (informatica) cache
Verbuiging
Schrijfwijzen
Synoniemen

Verwijzingen

Meer informatie