binnenrollen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van binnenrollen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		binnenrollen			binnen te rollen
	toekomend		zullen binnenrollen binnen zullen rollen			te zullen binnenrollen binnen te zullen rollen
voltooid	tegenwoordig		hebben binnengerold			te hebben binnengerold
	toekomend		binnengerold zullen hebben			binnengerold te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	binnenrollend		binnengerold			ev. rol binnen	mv. verouderd rolt binnen	rolle binnen (bijzin) binnenrolle
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	rol binnen	rolt binnen	rolt binnen	rolt binnen	rolt binnen	rollen binnen	rollen binnen	rollen binnen
verleden (o.v.t.)	rolde binnen	rolde binnen	rolde binnen	rolde binnen	rolde binnen	rolden binnen	rolden binnen	rolden binnen
toekomend (o.t.t.t.)	zal binnenrollen	zult/zal binnenrollen	zult/zal binnenrollen	zult binnenrollen	zal binnenrollen	zullen binnenrollen	zullen binnenrollen	zullen binnenrollen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou binnenrollen	zou binnenrollen	zou(dt) binnenrollen	zoudt binnenrollen	zou binnenrollen	zouden binnenrollen	zouden binnenrollen	zouden binnenrollen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	binnenrol	binnenrolt	binnenrolt	binnenrolt	binnenrolt	binnenrollen	binnenrollen	binnenrollen
verleden (o.v.t.)	binnenrolde	binnenrolde	binnenrolde	binnenrolde	binnenrolde	binnenrolden	binnenrolden	binnenrolden
toekomend (o.t.t.t.)	zal binnenrollen binnen zal rollen	zult/zal binnenrollen binnen zult/zal rollen	zult/zal binnenrollen binnen zult/zal rollen	zult binnenrollen binnen zult rollen	zal binnenrollen binnen zal rollen	zullen binnenrollen binnen zullen rollen	zullen binnenrollen binnen zullen rollen	zullen binnenrollen binnen zullen rollen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou binnenrollen binnen zou rollen	zou binnenrollen binnen zou rollen	zou(dt) binnenrollen binnen zou(dt) rollen	zoudt binnenrollen binnen zoudt rollen	zou binnenrollen binnen zou rollen	zouden binnenrollen binnen zouden rollen	zouden binnenrollen binnen zouden rollen	zouden binnenrollen binnen zouden rollen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb binnengerold	hebt binnengerold	hebt/heeft binnengerold	hebt binnengerold	heeft binnengerold	hebben binnengerold	hebben binnengerold	hebben binnengerold
verleden (v.v.t.)	had binnengerold	had binnengerold	had binnengerold	hadt binnengerold	had binnengerold	hadden binnengerold	hadden binnengerold	hadden binnengerold
toekomend (v.t.t.t.)	zal binnengerold hebben	zal/zult binnengerold hebben	zult/zal binnengerold hebben	zult binnengerold hebben	zal binnengerold hebben	zullen binnengerold hebben	zullen binnengerold hebben	zullen binnengerold hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou binnengerold hebben	zou binnengerold hebben	zou/zoudt binnengerold hebben	zoudt binnengerold hebben	zou binnengerold hebben	zouden binnengerold hebben	zouden binnengerold hebben	zouden binnengerold hebben