berch

Uit WikiWoordenboek

Fries

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

berch m/v

  1. berg[2]
  2. bergplaats, berg als in hooiberg[3]
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

  1. Philippa M. e.a.
    Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009) AUP, Amsterdam ISBN 9053566538
  2. 'berch (1)' in het Woordenboek der Friese taal
  3. 'berch (2)' in het Woordenboek der Friese taal


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
nominatief berch berghe
genitief berchs berghe
datief berghe berghen
accusatief berch berghe

Zelfstandig naamwoord

berch m

  1. berg
    «Die neder vloeyt inden some sijns cleets als die douwe des berchs harmon die neder comt inden berch van syon.»
    Die neervloeit in de zoom van zijn kleed als de douw van de berg Harmon die afdaalt naar de berg van Sion.
Overerving en ontlening