barbieren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van barbieren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		barbieren			te barbieren
	toekomend		zullen barbieren			te zullen barbieren
voltooid	tegenwoordig		hebben gebarbierd			te hebben gebarbierd
	toekomend		gebarbierd zullen hebben			gebarbierd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	barbierend		gebarbierd			ev. barbier	mv. verouderd barbiert	barbiere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	barbier	barbiert	barbiert	barbiert	barbiert	barbieren	barbieren	barbieren
verleden (o.v.t.)	barbierde	barbierde	barbierde	barbierde	barbierde	barbierden	barbierden	barbierden
toekomend (o.t.t.t.)	zal barbieren	zult/zal barbieren	zult/zal barbieren	zult barbieren	zal barbieren	zullen barbieren	zullen barbieren	zullen barbieren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou barbieren	zou barbieren	zou(dt) barbieren	zoudt barbieren	zou barbieren	zouden barbieren	zouden barbieren	zouden barbieren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gebarbierd	hebt gebarbierd	hebt/heeft gebarbierd	hebt gebarbierd	heeft gebarbierd	hebben gebarbierd	hebben gebarbierd	hebben gebarbierd
verleden (v.v.t.)	had gebarbierd	had gebarbierd	had gebarbierd	hadt gebarbierd	had gebarbierd	hadden gebarbierd	hadden gebarbierd	hadden gebarbierd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gebarbierd hebben	zal/zult gebarbierd hebben	zult/zal gebarbierd hebben	zult gebarbierd hebben	zal gebarbierd hebben	zullen gebarbierd hebben	zullen gebarbierd hebben	zullen gebarbierd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gebarbierd hebben	zou gebarbierd hebben	zou/zoudt gebarbierd hebben	zoudt gebarbierd hebben	zou gebarbierd hebben	zouden gebarbierd hebben	zouden gebarbierd hebben	zouden gebarbierd hebben