backflippen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van backflippen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		backflippen			te backflippen
	toekomend		zullen backflippen			te zullen backflippen
voltooid	tegenwoordig		hebben gebackflipt			te hebben gebackflipt
	toekomend		gebackflipt zullen hebben			gebackflipt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	backflippend		gebackflipt			ev. backflip	mv. verouderd backflipt	backflippe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	backflip	backflipt	backflipt	backflipt	backflipt	backflippen	backflippen	backflippen
verleden (o.v.t.)	backflipte	backflipte	backflipte	backflipte	backflipte	backflipten	backflipten	backflipten
toekomend (o.t.t.t.)	zal backflippen	zult/zal backflippen	zult/zal backflippen	zult backflippen	zal backflippen	zullen backflippen	zullen backflippen	zullen backflippen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou backflippen	zou backflippen	zou(dt) backflippen	zoudt backflippen	zou backflippen	zouden backflippen	zouden backflippen	zouden backflippen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gebackflipt	hebt gebackflipt	hebt/heeft gebackflipt	hebt gebackflipt	heeft gebackflipt	hebben gebackflipt	hebben gebackflipt	hebben gebackflipt
verleden (v.v.t.)	had gebackflipt	had gebackflipt	had gebackflipt	hadt gebackflipt	had gebackflipt	hadden gebackflipt	hadden gebackflipt	hadden gebackflipt
toekomend (v.t.t.t.)	zal gebackflipt hebben	zal/zult gebackflipt hebben	zult/zal gebackflipt hebben	zult gebackflipt hebben	zal gebackflipt hebben	zullen gebackflipt hebben	zullen gebackflipt hebben	zullen gebackflipt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gebackflipt hebben	zou gebackflipt hebben	zou/zoudt gebackflipt hebben	zoudt gebackflipt hebben	zou gebackflipt hebben	zouden gebackflipt hebben	zouden gebackflipt hebben	zouden gebackflipt hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gebackflipt worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gebackflipt				er is gebackflipt
verleden	er werd gebackflipt				er was gebackflipt
toekomend	er zal gebackflipt worden				er zal gebackflipt zijn
voorwaardelijk	er zou gebackflipt worden				er zou gebackflipt zijn