afzonderen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afzonderen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɑfˌsɔnd(ə)rən/
Woordafbreking
- af·zon·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afzonderen |
zonderde af |
afgezonderd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afzonderen
- wederkerend zich ~ zichzelf uit de groep halen
- De man wilde zich graag afzonderen toen hij met die groep wildebrassen op stap ging.
- overgankelijk afscheiden, scheiden
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
2. afscheiden
Gangbaarheid
- Het woord afzonderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "afzonderen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %