afwijken
Uiterlijk
- af·wij·ken
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
afwijken | afwijkend |
afwijking |
- samenstelling van af bw en wijken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afwijken |
week af |
afgeweken |
klasse 1 | volledig |
afwijken
- ergatief niet de gangbare norm volgen
- Hij week af van de norm en deed wat hij zelf wilde.
- inergatief iets doen wat in strijd is met wat men normaal zou doen
- Waarom heeft het dagelijks bestuur afgeweken van het advies van de commissie?
- ▸ Als ze afweek van de spontaan geplande route zou dit een nat pak kunnen betekenen.[1]
1. niet de gangbare norm volgen
- Het woord afwijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afwijken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 1 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %