Naar inhoud springen

afschuw

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 12 jun 2019 om 23:54 (top: vervanging sjabloon samenstelling)
  • af·schuw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘gevoel van afkeer’ voor het eerst aangetroffen in 1736 [1]
  • samenstelling van  af  en  schuw  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord afschuw -
verkleinwoord - -

afschuw m

  1. hevige afkeer
    • Haar gezicht was vertrokken van afschuw. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]