actualiseren
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ac·tu·a·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse actualiser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
actualiseren |
actualiseerde |
geactualiseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
actualiseren [2]
- overgankelijk actueel maken, maken tot een onderwerp dat op het ogenblik van belang is
- overgankelijk bijwerken, moderniseren, updaten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord actualiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "actualiseren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -iseren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %