actualiseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ac·tu·a·li·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
actualiseren |
actualiseerde
- enkelvoud verleden tijd van actualiseren
- Ik actualiseerde.
- Jij actualiseerde.
- Hij, zij, het actualiseerde.
- Ik actualiseerde.