achtervoegen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van achtervoegen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		achtervoegen			achter te voegen
	toekomend		zullen achtervoegen achter zullen voegen			te zullen achtervoegen achter te zullen voegen
voltooid	tegenwoordig		hebben achtergevoegd			te hebben achtergevoegd
	toekomend		achtergevoegd zullen hebben			achtergevoegd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	achtervoegend		achtergevoegd			ev. voeg achter	mv. verouderd voegt achter	voege achter (bijzin) achtervoege
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	voeg achter	voegt achter	voegt achter	voegt achter	voegt achter	voegen achter	voegen achter	voegen achter
verleden (o.v.t.)	voegde achter	voegde achter	voegde achter	voegde achter	voegde achter	voegden achter	voegden achter	voegden achter
toekomend (o.t.t.t.)	zal achtervoegen	zult/zal achtervoegen	zult/zal achtervoegen	zult achtervoegen	zal achtervoegen	zullen achtervoegen	zullen achtervoegen	zullen achtervoegen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou achtervoegen	zou achtervoegen	zou(dt) achtervoegen	zoudt achtervoegen	zou achtervoegen	zouden achtervoegen	zouden achtervoegen	zouden achtervoegen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	achtervoeg	achtervoegt	achtervoegt	achtervoegt	achtervoegt	achtervoegen	achtervoegen	achtervoegen
verleden (o.v.t.)	achtervoegde	achtervoegde	achtervoegde	achtervoegde	achtervoegde	achtervoegden	achtervoegden	achtervoegden
toekomend (o.t.t.t.)	zal achtervoegen achter zal voegen	zult/zal achtervoegen achter zult/zal voegen	zult/zal achtervoegen achter zult/zal voegen	zult achtervoegen achter zult voegen	zal achtervoegen achter zal voegen	zullen achtervoegen achter zullen voegen	zullen achtervoegen achter zullen voegen	zullen achtervoegen achter zullen voegen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou achtervoegen achter zou voegen	zou achtervoegen achter zou voegen	zou(dt) achtervoegen achter zou(dt) voegen	zoudt achtervoegen achter zoudt voegen	zou achtervoegen achter zou voegen	zouden achtervoegen achter zouden voegen	zouden achtervoegen achter zouden voegen	zouden achtervoegen achter zouden voegen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb achtergevoegd	hebt achtergevoegd	hebt/heeft achtergevoegd	hebt achtergevoegd	heeft achtergevoegd	hebben achtergevoegd	hebben achtergevoegd	hebben achtergevoegd
verleden (v.v.t.)	had achtergevoegd	had achtergevoegd	had achtergevoegd	hadt achtergevoegd	had achtergevoegd	hadden achtergevoegd	hadden achtergevoegd	hadden achtergevoegd
toekomend (v.t.t.t.)	zal achtergevoegd hebben	zal/zult achtergevoegd hebben	zult/zal achtergevoegd hebben	zult achtergevoegd hebben	zal achtergevoegd hebben	zullen achtergevoegd hebben	zullen achtergevoegd hebben	zullen achtergevoegd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou achtergevoegd hebben	zou achtergevoegd hebben	zou/zoudt achtergevoegd hebben	zoudt achtergevoegd hebben	zou achtergevoegd hebben	zouden achtergevoegd hebben	zouden achtergevoegd hebben	zouden achtergevoegd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm achtergevoegd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt achtergevoegd				er is achtergevoegd
verleden	er werd achtergevoegd				er was achtergevoegd
toekomend	er zal achtergevoegd worden				er zal achtergevoegd zijn
voorwaardelijk	er zou achtergevoegd worden				er zou achtergevoegd zijn
lijdende vorm achtergevoegd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		achtergevoegd worden			achtergevoegd te worden
	toekomend		achtergevoegd zullen worden			achtergevoegd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		achtergevoegd zijn			achtergevoegd te zijn
	toekomend		achtergevoegd zullen zijn			achtergevoegd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word achtergevoegd	wordt achtergevoegd	wordt achtergevoegd	wordt achtergevoegd	wordt achtergevoegd	worden achtergevoegd	worden achtergevoegd	worden achtergevoegd
verleden (o.v.t.)	werd achtergevoegd	werd achtergevoegd	werd achtergevoegd	werdt achtergevoegd	werd achtergevoegd	werden achtergevoegd	werden achtergevoegd	werden achtergevoegd
toekomend (o.t.t.t.)	zal achtergevoegd worden	zult achtergevoegd worden	zult achtergevoegd worden	zult achtergevoegd worden	zal achtergevoegd worden	zullen achtergevoegd worden	zullen achtergevoegd worden	zullen achtergevoegd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou achtergevoegd worden	zou achtergevoegd worden	zou/zoudt achtergevoegd worden	zoudt achtergevoegd worden	zou achtergevoegd worden	zouden achtergevoegd worden	zouden achtergevoegd worden	zouden achtergevoegd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben achtergevoegd	bent achtergevoegd	bent/is achtergevoegd	zijt achtergevoegd	is achtergevoegd	zijn achtergevoegd	zijn achtergevoegd	zijn achtergevoegd
verleden (v.v.t.)	was achtergevoegd	was achtergevoegd	was achtergevoegd	waart achtergevoegd	was achtergevoegd	waren achtergevoegd	waren achtergevoegd	waren achtergevoegd
toekomend (v.t.t.t.)	zal achtergevoegd zijn	zult achtergevoegd zijn	zult achtergevoegd zijn	zult achtergevoegd zijn	zal achtergevoegd zijn	zullen achtergevoegd zijn	zullen achtergevoegd zijn	zullen achtergevoegd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou achtergevoegd zijn	zou achtergevoegd zijn	zou/zoudt achtergevoegd zijn	zoudt achtergevoegd zijn	zou achtergevoegd zijn	zouden achtergevoegd zijn	zouden achtergevoegd zijn	zouden achtergevoegd zijn