achteruitrijden/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van achteruitrijden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		achteruitrijden			achteruit te rijden
	toekomend		zullen achteruitrijden achteruit zullen rijden			te zullen achteruitrijden achteruit te zullen rijden
voltooid	tegenwoordig		zijn achteruitgereden			te zijn achteruitgereden
	toekomend		achteruitgereden zullen zijn			achteruitgereden te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	achteruitrijdend		achteruitgereden			ev. rij achteruit rijd achteruit	mv. verouderd rijdt achteruit	rijde achteruit (bijzin) achteruitrijde
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	rij achteruit rijd achteruit	rijdt achteruit	rijdt achteruit	rijdt achteruit	rijdt achteruit	rijden achteruit	rijden achteruit	rijden achteruit
verleden (o.v.t.)	reed achteruit	reed achteruit	reed achteruit	reed achteruit	reed achteruit	reden achteruit	reden achteruit	reden achteruit
toekomend (o.t.t.t.)	zal achteruitrijden	zult/zal achteruitrijden	zult/zal achteruitrijden	zult achteruitrijden	zal achteruitrijden	zullen achteruitrijden	zullen achteruitrijden	zullen achteruitrijden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou achteruitrijden	zou achteruitrijden	zou(dt) achteruitrijden	zoudt achteruitrijden	zou achteruitrijden	zouden achteruitrijden	zouden achteruitrijden	zouden achteruitrijden
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	achteruitrij achteruitrijd	achteruitrijdt	achteruitrijdt	achteruitrijdt	achteruitrijdt	achteruitrijden	achteruitrijden	achteruitrijden
verleden (o.v.t.)	achteruitreed	achteruitreed	achteruitreed	achteruitreed	achteruitreed	achteruitreden	achteruitreden	achteruitreden
toekomend (o.t.t.t.)	zal achteruitrijden achteruit zal rijden	zult/zal achteruitrijden achteruit zult/zal rijden	zult/zal achteruitrijden achteruit zult/zal rijden	zult achteruitrijden achteruit zult rijden	zal achteruitrijden achteruit zal rijden	zullen achteruitrijden achteruit zullen rijden	zullen achteruitrijden achteruit zullen rijden	zullen achteruitrijden achteruit zullen rijden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou achteruitrijden achteruit zou rijden	zou achteruitrijden achteruit zou rijden	zou(dt) achteruitrijden achteruit zou(dt) rijden	zoudt achteruitrijden achteruit zoudt rijden	zou achteruitrijden achteruit zou rijden	zouden achteruitrijden achteruit zouden rijden	zouden achteruitrijden achteruit zouden rijden	zouden achteruitrijden achteruit zouden rijden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben achteruitgereden	bent achteruitgereden	bent/is achteruitgereden	zijt achteruitgereden	is achteruitgereden	zijn achteruitgereden	zijn achteruitgereden	zijn achteruitgereden
verleden (v.v.t.)	was achteruitgereden	was achteruitgereden	was achteruitgereden	waart achteruitgereden	was achteruitgereden	waren achteruitgereden	waren achteruitgereden	waren achteruitgereden
toekomend (v.t.t.t.)	zal achteruitgereden zijn	zal/zult achteruitgereden zijn	zult/zal achteruitgereden zijn	zult achteruitgereden zijn	zal achteruitgereden zijn	zullen achteruitgereden zijn	zullen achteruitgereden zijn	zullen achteruitgereden zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou achteruitgereden zijn	zou achteruitgereden zijn	zou/zoudt achteruitgereden zijn	zoudt achteruitgereden zijn	zou achteruitgereden zijn	zouden achteruitgereden zijn	zouden achteruitgereden zijn	zouden achteruitgereden zijn