bezorgen: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 5: Regel 5:
{{-syll-}}
{{-syll-}}
*be·zor·gen
*be·zor·gen
{{-nlstam-|{{pn}}|bezorgde|bezorgd|||scheid=o|k=d}}
{{-nlstam-|{{pn}}|[[bezorgde]]|[[bezorgd]]|||scheid=o|k=d}}
{{-verb-|nld}}
{{-verb-|nld}}
'''{{pn}}'''
'''{{pn}}'''
Regel 13: Regel 13:
{{bijv-1|Je '''bezorgt''' me hartkloppingen met dat lawaai.}}
{{bijv-1|Je '''bezorgt''' me hartkloppingen met dat lawaai.}}
#{{ov|nld}} goederen op een bepaalde plaats [[brengen]], [[bestellen]]
#{{ov|nld}} goederen op een bepaalde plaats [[brengen]], [[bestellen]]
{{bijv-1|Ik '''bezorg''' iedere week de boodschappen bij de mensen thuis.}}
#{{ov|nld}} [[verschaffen]]
#{{ov|nld}} [[verschaffen]]
{{bijv-1|Ik kan je alles '''bezorgen''' wat je nodig hebt.}}
{{bijv-1|Ik kan je alles '''bezorgen''' wat je nodig hebt.}}

Versie van 20 jan 2016 11:20

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zor·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezorgen
bezorgde
bezorgd
zwak -d volledig

Werkwoord

bezorgen

  1. ditransitief iemand iets ~: bij iemand aan huis afleveren
    • Hij kreeg een groot pak bezorgd. 
  2. overgankelijk bij iemand veroorzaken
    • Je bezorgt me hartkloppingen met dat lawaai. 
  3. overgankelijk goederen op een bepaalde plaats brengen, bestellen
    • Ik bezorg iedere week de boodschappen bij de mensen thuis. 
  4. overgankelijk verschaffen
    • Ik kan je alles bezorgen wat je nodig hebt. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen