wasstel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Een wasstel met waskom, lampetkan, zeepbakje en twee bakjes voor kammen en borstels.
Uitspraak
Woordafbreking
  • was·stel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wasstel wasstellen
verkleinwoord wasstelletje wasstelletjes

Zelfstandig naamwoord

het wasstelo

  1. (huishouden) (geschiedenis) bij elkaar horende verzameling voorwerpen met behulp waarvan mensen zich konden wassen in de tijd dat stromend water niet algemeen gangbaar was
    Het ging vaak om een waskom, een lampetkan, een zeepbakje, maar ook bakjes voor kammen en borstels of een los bidet konden tot een wasstel behoren; het werd vaak gemaakt van keramiek of (geëmailleerd) metaal.
    • In de eerste huwelijksjaren lagen een poederdoosje, een paar manchetten en overschoenen in lichtgrijs herteleer in een lade van wat de commode werd genoemd, het lage slaapkamermeubel met spiegel, marmeren blad en wasstel. Wie heeft zich ooit aan die commode gewassen? [2]
Schrijfwijzen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen