walvis
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wal·vis
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘walvisachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1163 [1]
- samenstelling van wal en vis [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | walvis | walvissen |
verkleinwoord | walvisje | walvisjes |
Zelfstandig naamwoord
walvis m
- (zoogdieren) Orde van Cetacea, de gemeenschappelijke naam voor een groep van circa 80 soorten in het water levende zoogdieren
- ‘Wat denk je van… bijvoorbeeld een walvis? Wat als ik een verhaaltje vertelde over een zoogdier dat onder water leeft, in de zee, en dat dier gebruikt sonar en zingt liedjes en is zó groot; zijn hart is even groot als een auto, en je zou door zijn aderen kunnen zwemmen. Dat is net zo sprookjesachtig als elfjes, toch?’ [3]
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. orde van Cetacea, de gemeenschappelijke naam voor een groep van circa 80 soorten in het water levende zoogdieren
Gangbaarheid
- Het woord walvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'walvis' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "walvis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ walvis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Psychologie Magazine 15 mei 2019 Roos Vonk Verwondering