visie
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vi·sie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kijk’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
- Afkomstig van het Latijnse visio (“zien”), zelfstandig naamwoord van actie van visus (“dat wat gezien is”), van het werkwoord videre (“zien”) + suffix -io.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visie | visies |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
visie v
- de wijze waarop men zaken beoordeelt of beschouwt
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
1. de wijze waarop men zaken beoordeelt of beschouwt
Gangbaarheid
- Het woord visie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "visie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.