gezichtspunt
Uiterlijk
- ge·zichts·punt
- In de betekenis van ‘oogpunt’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
- samenstelling van gezicht en punt met het invoegsel -s- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezichtspunt | gezichtspunten |
verkleinwoord | gezichtspuntje | gezichtspuntjes |
- de manier waarop iets wordt bekeken, oogpunt
1.
- Het woord gezichtspunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gezichtspunt" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gezichtspunt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gezichtspunt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be