vervlaamsen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van vervlaamsen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		vervlaamsen			te vervlaamsen
	toekomend		zullen vervlaamsen			te zullen vervlaamsen
voltooid	tegenwoordig		zijn vervlaamst			te zijn vervlaamst
	toekomend		vervlaamst zullen zijn			vervlaamst te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	vervlaamsend		vervlaamst			ev. vervlaams	mv. verouderd vervlaamst	vervlaamse
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	vervlaams	vervlaamst	vervlaamst	vervlaamst	vervlaamst	vervlaamsen	vervlaamsen	vervlaamsen
verleden (o.v.t.)	vervlaamste	vervlaamste	vervlaamste	vervlaamste	vervlaamste	vervlaamsten	vervlaamsten	vervlaamsten
toekomend (o.t.t.t.)	zal vervlaamsen	zult/zal vervlaamsen	zult/zal vervlaamsen	zult vervlaamsen	zal vervlaamsen	zullen vervlaamsen	zullen vervlaamsen	zullen vervlaamsen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou vervlaamsen	zou vervlaamsen	zou(dt) vervlaamsen	zoudt vervlaamsen	zou vervlaamsen	zouden vervlaamsen	zouden vervlaamsen	zouden vervlaamsen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben vervlaamst	bent vervlaamst	bent/is vervlaamst	zijt vervlaamst	is vervlaamst	zijn vervlaamst	zijn vervlaamst	zijn vervlaamst
verleden (v.v.t.)	was vervlaamst	was vervlaamst	was vervlaamst	waart vervlaamst	was vervlaamst	waren vervlaamst	waren vervlaamst	waren vervlaamst
toekomend (v.t.t.t.)	zal vervlaamst zijn	zal/zult vervlaamst zijn	zult/zal vervlaamst zijn	zult vervlaamst zijn	zal vervlaamst zijn	zullen vervlaamst zijn	zullen vervlaamst zijn	zullen vervlaamst zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou vervlaamst zijn	zou vervlaamst zijn	zou/zoudt vervlaamst zijn	zoudt vervlaamst zijn	zou vervlaamst zijn	zouden vervlaamst zijn	zouden vervlaamst zijn	zouden vervlaamst zijn