verdwalen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verdwalen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verdwalen			te verdwalen
	toekomend		zullen verdwalen			te zullen verdwalen
voltooid	tegenwoordig		zijn verdwaald			te zijn verdwaald
	toekomend		verdwaald zullen zijn			verdwaald te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verdwalend		verdwaald			ev. verdwaal	mv. verouderd verdwaalt	verdwale
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verdwaal	verdwaalt	verdwaalt	verdwaalt	verdwaalt	verdwalen	verdwalen	verdwalen
verleden (o.v.t.)	verdwaalde	verdwaalde	verdwaalde	verdwaalde	verdwaalde	verdwaalden	verdwaalden	verdwaalden
toekomend (o.t.t.t.)	zal verdwalen	zult/zal verdwalen	zult/zal verdwalen	zult verdwalen	zal verdwalen	zullen verdwalen	zullen verdwalen	zullen verdwalen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verdwalen	zou verdwalen	zou(dt) verdwalen	zoudt verdwalen	zou verdwalen	zouden verdwalen	zouden verdwalen	zouden verdwalen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben verdwaald	bent verdwaald	bent/is verdwaald	zijt verdwaald	is verdwaald	zijn verdwaald	zijn verdwaald	zijn verdwaald
verleden (v.v.t.)	was verdwaald	was verdwaald	was verdwaald	waart verdwaald	was verdwaald	waren verdwaald	waren verdwaald	waren verdwaald
toekomend (v.t.t.t.)	zal verdwaald zijn	zal/zult verdwaald zijn	zult/zal verdwaald zijn	zult verdwaald zijn	zal verdwaald zijn	zullen verdwaald zijn	zullen verdwaald zijn	zullen verdwaald zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verdwaald zijn	zou verdwaald zijn	zou/zoudt verdwaald zijn	zoudt verdwaald zijn	zou verdwaald zijn	zouden verdwaald zijn	zouden verdwaald zijn	zouden verdwaald zijn