unlocken/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van unlocken
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		unlocken			te unlocken
	toekomend		zullen unlocken			te zullen unlocken
voltooid	tegenwoordig		geünlockt			te geünlockt
	toekomend		geünlockt zullen			geünlockt te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	unlockend		geünlockt			ev. unlock	mv. verouderd unlockt	unlocke
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	unlock	unlockt	unlockt	unlockt	unlockt	unlocken	unlocken	unlocken
verleden (o.v.t.)	unlockte	unlockte	unlockte	unlockte	unlockte	unlockten	unlockten	unlockten
toekomend (o.t.t.t.)	zal unlocken	zult/zal unlocken	zult/zal unlocken	zult unlocken	zal unlocken	zullen unlocken	zullen unlocken	zullen unlocken
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou unlocken	zou unlocken	zou(dt) unlocken	zoudt unlocken	zou unlocken	zouden unlocken	zouden unlocken	zouden unlocken
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij