unie

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • unie
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans union, in de betekenis van ‘vereniging’ voor het eerst aangetroffen in 1524 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord unie unies
verkleinwoord unietje unietjes

Zelfstandig naamwoord

unie v

  1. samen een eenheid
  2. organisatie met daarin leden die hetzelfde doel voor ogen hebben
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederlands

Zelfstandig naamwoord

unie

  1. unie; organisatie met daarin leden die hetzelfde doel voor ogen hebben


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • unie
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Latijnse unio

Zelfstandig naamwoord

unie v

  1. unie; organisatie met daarin leden die hetzelfde doel voor ogen hebben
Verbuiging
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen

Verwijzingen

Meer informatie