trivianten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van trivianten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		trivianten			te trivianten
	toekomend		zullen trivianten			te zullen trivianten
voltooid	tegenwoordig		getriviant			te getriviant
	toekomend		getriviant zullen			getriviant te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	triviantend		getriviant			ev. triviant	mv. verouderd triviant	triviante
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	triviant	triviant	triviant	triviant	triviant	trivianten	trivianten	trivianten
verleden (o.v.t.)	triviantte	triviantte	triviantte	triviantte	triviantte	triviantten	triviantten	triviantten
toekomend (o.t.t.t.)	zal trivianten	zult/zal trivianten	zult/zal trivianten	zult trivianten	zal trivianten	zullen trivianten	zullen trivianten	zullen trivianten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou trivianten	zou trivianten	zou(dt) trivianten	zoudt trivianten	zou trivianten	zouden trivianten	zouden trivianten	zouden trivianten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij