Naar inhoud springen

transfer

Uit WikiWoordenboek
  • trans·fer
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘overdracht’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord transfer transfers
verkleinwoord transfertje transfertjes

transfer m/o

  1. overdracht
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]


vervoeging
onbepaalde wijs to  transfer 
he/she/it  transfers 
verleden tijd  transferred 
voltooid
deelwoord
 transferred 
onvoltooid
deelwoord
 transferring 
gebiedende wijs  transfer 

transfer

  1. overgankelijk overbrengen, overdragen
enkelvoud meervoud
transfer transfers

transfer

  1. overbrenging, overdracht, transfer




  • IPA: /transfɛr/
  • trans·fer

transfer monbezield

  1. transfer, overdracht
  2. (sport) transfer; de overstap van een sporter van één club naar een andere
  1. převod monbezield