Naar inhoud springen

traag

Uit WikiWoordenboek
  • traag
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen traagtragertraagst
verbogen tragetrageretraagste
partitief traagstragers-

traag

  1. met geringe snelheid
    • Een trage beweging 
     ‘Van Gooooo,’ klonk een tijdje later het trage zuidelijke Tennessee accent van Pogue, ‘Is er daar water?’ Ik knikte en wees naar beneden in de richting van de groene plas.[3]
  2. (figuurlijk) niet snel reagerend
    • Albert Maillard. Hij was een slanke jongen met een enigszins traag, bescheiden karakter. [4] 
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]
stellend attributiefvergrotend overtreffend
traagtraetraertraagste

traag

  1. traag
    «Trae kredietgroei vra om laer rente.»
    Trage kredietgroei vraagt om een lagere rente.

traag

  1. traag; met geringe snelheid