tinten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van tinten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		tinten			te tinten
	toekomend		zullen tinten			te zullen tinten
voltooid	tegenwoordig		hebben getint			te hebben getint
	toekomend		getint zullen hebben			getint te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	tintend		getint			ev. tint	mv. verouderd tint	tinte
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	tint	tint	tint	tint	tint	tinten	tinten	tinten
verleden (o.v.t.)	tintte	tintte	tintte	tintte	tintte	tintten	tintten	tintten
toekomend (o.t.t.t.)	zal tinten	zult/zal tinten	zult/zal tinten	zult tinten	zal tinten	zullen tinten	zullen tinten	zullen tinten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou tinten	zou tinten	zou(dt) tinten	zoudt tinten	zou tinten	zouden tinten	zouden tinten	zouden tinten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb getint	hebt getint	hebt/heeft getint	hebt getint	heeft getint	hebben getint	hebben getint	hebben getint
verleden (v.v.t.)	had getint	had getint	had getint	hadt getint	had getint	hadden getint	hadden getint	hadden getint
toekomend (v.t.t.t.)	zal getint hebben	zal/zult getint hebben	zult/zal getint hebben	zult getint hebben	zal getint hebben	zullen getint hebben	zullen getint hebben	zullen getint hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou getint hebben	zou getint hebben	zou/zoudt getint hebben	zoudt getint hebben	zou getint hebben	zouden getint hebben	zouden getint hebben	zouden getint hebben
onpersoonlijke lijdende vorm getint worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt getint				er is getint
verleden	er werd getint				er was getint
toekomend	er zal getint worden				er zal getint zijn
voorwaardelijk	er zou getint worden				er zou getint zijn
lijdende vorm getint worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		getint worden			getint te worden
	toekomend		getint zullen worden			getint te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		getint zijn			getint te zijn
	toekomend		getint zullen zijn			getint te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word getint	wordt getint	wordt getint	wordt getint	wordt getint	worden getint	worden getint	worden getint
verleden (o.v.t.)	werd getint	werd getint	werd getint	werdt getint	werd getint	werden getint	werden getint	werden getint
toekomend (o.t.t.t.)	zal getint worden	zult getint worden	zult getint worden	zult getint worden	zal getint worden	zullen getint worden	zullen getint worden	zullen getint worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou getint worden	zou getint worden	zou/zoudt getint worden	zoudt getint worden	zou getint worden	zouden getint worden	zouden getint worden	zouden getint worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben getint	bent getint	bent/is getint	zijt getint	is getint	zijn getint	zijn getint	zijn getint
verleden (v.v.t.)	was getint	was getint	was getint	waart getint	was getint	waren getint	waren getint	waren getint
toekomend (v.t.t.t.)	zal getint zijn	zult getint zijn	zult getint zijn	zult getint zijn	zal getint zijn	zullen getint zijn	zullen getint zijn	zullen getint zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou getint zijn	zou getint zijn	zou/zoudt getint zijn	zoudt getint zijn	zou getint zijn	zouden getint zijn	zouden getint zijn	zouden getint zijn