tikken
Uiterlijk
- tik·ken
- In de betekenis van ‘kloppen’ voor het eerst aangetroffen in 1622 [1]
- klanknabootsing [2]
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| tikken |
tikte |
getikt |
| zwak -t | volledig | |
tikken
- overgankelijk een of meer keren een niet harde slag of klap geven
- Hou toch eens op met tikken!
- het regelmatige, korte maar energieke geluid van zo'n slag of klap
- overgankelijk typen
- ▸ Dus zodra ik klaar was met hun brieven, smokkelde ik er hier en daar een uurtje tussen om mijn eigen werk te tikken - ik begon steeds opnieuw, verfrommelde de vellen papier en stopte de proppen in mijn handtas om geen bewijsstukken achter te laten in de prullenbak.[5]
- Kun jij die brief even tikken?
- ▸ Dus zodra ik klaar was met hun brieven, smokkelde ik er hier en daar een uurtje tussen om mijn eigen werk te tikken - ik begon steeds opnieuw, verfrommelde de vellen papier en stopte de proppen in mijn handtas om geen bewijsstukken achter te laten in de prullenbak.[5]
- (informeel) iets afvinken, iets gebruiken, iets tellen
- ▸ 'Sorry Joy, maar ik heb echt geen zin om vijf mojito's per dag weg te tikken op een all-inclusive resort aan een wit strand in Curaçao,' reageert ze.[6]
- [1],[2] tikkelen
- [1]: iemand op de vingers tikken
iemand berispen
- [2]: zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens
oost west, thuis best
- op de kop tikken
iets voordeling kopen
- ∗ De ideale combinatie om een bijzondere jurk op de kop te tikken waarmee ik op de rode loper hoge ogen kan scoren.[6]
- de tijd tikt voorbij
de tijd gaat voorbij
- ∗ De minuten tikken voorbij.[4]
1. een of meer keren een niet harde slag of klap geven
2. het regelmatige, korte maar energieke geluid van zo'n slag of klap
3. typen
iemand op de vingers tikken
de tikken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tik
- Het woord tikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tikken" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "tikken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tikken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Teuntje de Haan“Een muur van water” (2018), Em. Querido's Uitgeverij
, ISBN 9789021409375 - 1 2 Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx“Het huis aan de gouden bocht” (2014), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789021809526 - ↑ Jessie Burton vert. Marja Borg“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704 - 1 2 Marion Pauw e.a.“4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Klanknabootsing in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %