svanhals
Uiterlijk
- svan·hals
- Samenstelling van svan zn "zwaan" en hals zn "hals"
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | svanhals | svanhalsen | svanhalsar | svanhalsarna |
genitief | svanhals | svanhalsens | svanhalsars | svanhalsarnas |
svanhals, g
- (zoötomie) zwanenhals (van een zwaan)
- (anatomie), (figuurlijk) hals (van mensen)
- (paardrijden), (figuurlijk) hoge, lange, smalle gebogen nek bij een paard (beschouwd als een fout)
- (techniek), (figuurlijk) een gebogen, u-vormig of s-vormig deel of onderdeel van een buis, sifon, waterslot
- (voeding), (figuurlijk) op een zwanenhals lijkend deel van een voorwerp (bijv. gebak in de vorm van een zwanenhals)
svanhals
Categorieën:
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 8
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Woorden in het Zweeds met IPA-weergave
- Samenstelling in het Zweeds
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds
- Zoötomie in het Zweeds
- Anatomie in het Zweeds
- Figuurlijk in het Zweeds
- Paardrijden in het Zweeds
- Techniek in het Zweeds
- Voeding in het Zweeds
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Zweeds