stijfhoofdig
Uiterlijk
- stijf·hoof·dig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stijfhoofdig | stijfhoofdiger | stijfhoofdigst |
verbogen | stijfhoofdige | stijfhoofdigere | stijfhoofdigste |
partitief | stijfhoofdigs | stijfhoofdigers | - |
stijfhoofdig [1]
- van een persoon dat deze niet bereid is zijn mening te herzien
- ▸ De Franstalige liberalen blijven vreemd stil, vooral als je bedenkt dat de gepasseerde burgemeester Damien Thiéry uit hun rangen komt, sterker, dat hij een paar jaar geleden voor hen heeft gekozen omdat hij het FDF te stijfhoofdig vond.[2]
- ▸ Decadance, een icoon van het (Gentse) nachtleven, moest koste wat het kost dicht. Op bevel van de burgemeester, en aan de hand van een dossier dat juridisch met zo’n haken en ogen aan elkaar hing én waarin de stad zich zo stijfhoofdig opstelde dat de Raad van State gisteren geen andere keuze had dan het in de prullenband te kegelen.[3]
- recalcitrant, verstokt, obstinaat, eigengereid, eigenzinnig, halsstarrig, koppig, hardhoofdig, onbuigzaam, onwrikbaar, eigenwijs, principieel, dogmatisch
1.
- Het woord stijfhoofdig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stijfhoofdig" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Madame Haumance, zo Belgisch als motregen en bier” (6 oktober 2015), De Morgen
- ↑ Weblink bron BEN VAN ALBOOM“Een stad waar mensen wonen van vlees en bloed heeft clubs als Decadance nodig” (29 september 2017), De Morgen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be